De Magie van Zen en Nonsens Literatuur
Leestijd: 6 minuten
In het kloosterleven van Zen Boeddhistische monniken is een bepaalde periode speciaal gereserveerd voor het beoefenen van mentale vaardigheden. Deze periode wordt gekenmerkt door afwezigheid van fysieke werkzaamheden (behalve de hoogst noodzakelijke) en staat bekend als ‘De Grote Sesshin’. Het betreft een week per maand tijdens de zogenaamde Zomer Residentie (april – augustus) en Winter Residentie (oktober – februari).
Eens per dag geeft de meester een college. Aan het eind van elk college worden de Vier Grote Geloften driemaal door iedereen uitgeroepen:
Alle zintuiglijke wezens zijn ontelbaar; ik beloof ze allen te redden;
Alle slechte gewoonten zijn onuitroeibaar, ik beloof ze allen uit te roeien;
Alle religieuze leringen zijn ontelbaar; ik beloof ze allen te bestuderen;
De weg van Boeddha’s is ontoegankelijk; ik beloof het te betreden.[1]
Volgens de wetten van de logica zijn bovenstaande geloften onuitvoerbaar en nogal onzinnig, maar precies dat maakt ze Zen want het is juist de logica, die conceptueel van aard is, die ons ervan weerhoudt de wereld te zien en ervaren zoals die werkelijk is.
Onze waan, en het lijden wat erdoor wordt veroorzaakt, komt voort uit het feit dat we alleen conventionele realiteit zien, wat betekent dat we de wereld slechts zien door ons eigen persoonlijke referentiekader. Maar we zijn ultieme realiteit vergeten, waarmee de realisatie wordt bedoeld dat elk ding, elke gedachte en elk wezen, allemaal deel uitmaakt van hetzelfde proces.
Conventionele realiteit markeert het rijk waarin we allemaal verschillend en uniek zijn, en wordt gekenmerkt door het feit dat alles en iedereen continu verandert. Ultieme realiteit markeert daarentegen het stille rijk waarin alles en iedereen Eén is, oftewel: essentieel van dezelfde aard. Maar hoe harder we uitsluitend in onze eigen persoonlijke waarheden geloven, hoe harder we anderen zullen veroordelen die andere opvattingen hebben. De resultaten van dergelijke perspectieven zijn meestal bepaalt niet vrolijk te noemen.
Conventionele realiteit speelt zich bovendien af in ons bewustzijn, wat het domein is van rede en logica. Ultieme realiteit speelt zich echter af in ons onderbewustzijn; het domein van emoties en intuïtie. Daarom is zazen, de zitmeditatie van Zenboeddhisten, erop gericht om beoefenaars beter bekend te maken met hun onderbewustzijn. Hoe meer we ermee vertrouwd raken, hoe duidelijker onze onderbewuste motieven worden die ten grondslag liggen aan onze gedachten, gevoelens en gedrag.
Vertrouwdheid vermindert angst. Dus hoe minder angstig we worden naarmate onze vertrouwdheid met ons onderbewustzijn groeit, hoe meer ontspannen en compassievol we worden in onze oordelen, zowel ten opzichte van anderen als onszelf. Scherp in observatie en zacht in oordeel creëert een open en nieuwsgierige houding omdat de angst voor het onbekende (d.w.z. ons onderbewustzijn) langzaam verdwijnt. Zen probeert ons dus de wereld te laten observeren als pasgeboren baby's, voor wie alles een wonder is en zonder onderscheid te maken tussen dit of dat, als tegenwicht voor onze eenzijdige visie die slechts kijkt naar het nut der dingen (en mensen).
Natuurlijk hebben we onderscheid nodig om met elkaar te kunnen communiceren. Logica heeft een belangrijke functie in ons dagelijks leven, maar de manier waarop het nu als het antwoord op al onze vragen en problemen wordt beschouwd veroorzaakt grote onbalans en conflicten. De Zenboeddhisten proberen deze onbalans te herstellen door een beroep te doen op onze intuïtieve vermogens, waar geen plaats is voor logica.
Een van de mentale beoefeningen van Zen om dat te bewerkstelligen is om studenten koans te laten beantwoorden. Dat zijn volkomen onzinnige verhaaltjes en raadsels die middels ons vermogen tot logisch nadenken niet kunnen worden opgelost, zoals de volgende voorbeelden duidelijk maken:
Een monnik vroeg aan Fuketsu: “Hoe kun je de waarheid uiten zonder te spreken en zonder stil te zijn?”
Fuketsu merkte op:
“Ik denk altijd aan de lente in Zuid-China. De vogels zingen tussen ontelbare soorten geurige bloemen.”
Een student vroeg Sozan, een Chinese Zen meester:
“Wat is het meest waardevolle object in de wereld?”
De meester antwoordde:
“De kop van een dode kat.”
“Waarom is de kop van een dode kat het meest waardevolle object in de wereld?”
Waarop Sozan zei:
“Omdat niemand er een prijs op kan zetten.”[2]
Het begrijpen van Zen teksten en dialogen gaat het rationele verstand te boven en doet een beroep op andere manieren van zien en begrijpen. Zen penetreert direct in ‘wat er is,’ en laat de wereld van concepten ver achter zich. Het is daarmee in staat om de continue veranderende aard der dingen volledig te accepteren en raakt niet verstrikt in het willen vasthouden van wat niet vastgehouden kan worden. Een mooi voorbeeld hiervan kan worden gevonden in muziek.
Als een muzikale noot te lang wordt aangehouden wordt ‘ie irritant. Juist het wegsterven van de ene noot maakt plaats voor de geboorte van een andere en daardoor ontstaat melodie. Bovendien wijst muziek nergens naar behalve naar zichzelf. De betekenis van muziek is niets anders dan de muziek zelf. Wat wij er ook in zien of denken te ontdekken, is altijd een product van onze gedachtewereld, want in werkelijkheid is het niet vast te pakken en is vluchtig als het leven zelf.
Datzelfde fenomeen komen we tegen in de zogenaamde nonsens literatuur. Deze schrijfvorm beoogt naar niets anders te wijzen dan naar de tekst zelf. Dat is voor ons lastig te begrijpen omdat taal juist is ontworpen om ergens naar te wijzen, niet om nergens naar te wijzen. Maar als je in koans of nonsens literatuur naar diepere betekenis gaat zoeken, verdwaal je in een doolhof van je eigen fantasie. Met andere woorden, je gaat ergens over nadenken waar je juist niet over moet nadenken. Het gaat om ervaren, niet om denken.
Bekende voorbeelden van nonsensliteratuur vinden we in de Engelse taal met name in Lewis Carroll’s Alice in Wonderland en Edward Lear’s Complete Nonsense. Volgens de schrijver G.K Chesterton is er echter een duidelijk onderscheid te maken tussen Carroll en Lear. Chesterton zegt in A Defence of Nonsense:
“Carroll was in het dagelijks leven een serieuze en conventionele wiskundige, en dit vreemde dubbelleven op aarde en in wonderland benadrukt het idee dat aan de basis ligt van nonsens – het idee van ontsnappen, van ontsnappen naar een wereld waar dingen niet vreselijk vastliggen in een eeuwige gepastheid, waar appels groeien aan perenbomen en elke vreemde man die je tegenkomt drie benen kan hebben… Zijn wonderland is een land bevolkt door krankzinnige wiskundigen. Het lijkt erop dat het geheel een ontsnapping is naar een wereld van camouflage en als we hun vermommingen konden doorzien, zouden we misschien ontdekken dat Humpty Dumpty en de Maartse Haas professoren en doctoren waren die van een mentale vakantie genoten.”
Zoals je hier kunt zien ontsnapt Carroll’s nonsens nog niet aan het rijk van het intellect, en dat is precies het rijk waar Zen ons uit wil helpen ontsnappen. Daarom heeft Lear vanuit een Zen-oogpunt, veel meer te bieden; niet omdat het nonsens is, maar omdat de on-zinnigheid ervan veel meer in de poëtische en zelfs emotionele sferen ligt, die beide nauw verbonden zijn met onze intuïtie. Volgens Chesterton introduceert Lear zijn betekenisloze woorden en amorfe wezens niet met de pracht van de rede, maar met de romantische inleiding van rijke tinten en spookachtige ritmes; een voorbeeld wat in het Nederlands werd gevolgd door de auteur C. Buddingh’ met zijn Gorgelrijmen.
Ter afronding wil ik je derhalve de kans bieden om je intuïtieve vaardigheden te oefenen door enkele van Lear’s limericks en Buddingh’s rijmen te introduceren. Op die manier kun je de bewegingen van je geest beoordelen tijdens het lezen en jezelf de vraag stellen:
Probeer je het logisch te verklaren, of kun je zien?
Limericks van Edward Lear:
There was an Old Person of Basing,
Whose presence of mind was amazing;
He purchased a steed,
Which he rode at full speed,
And escaped from the people of Basing.
There was an Old Man of Nepal
From his horse had a terrible fall;
But, though split quite in two,
With some very strong glue
They mended that Man of Nepal.
There was a Young Lady of Turkey,
Who wept when the weather was murky;
When the day turned out fine,
She ceased to repine,
That capricious Young Lady of Turkey.
There was an Old Person of Cromer,
Who stood on one leg to read Homer;
When he found he grew stiff,
He jumped over the cliff,
Which concluded that Person of Cromer.
There was an Old Man in a Barge,
Whose Nose was exceedingly large;
But in fishing by night,
It supported a light,
Which helped that Old Man in a Barge.
There was an Old Person of Barnes,
Whose Garments were covered with Darns;
But they said, ‘Without doubt,
You will soon wear them out,
You luminous Person of Barnes!’
There was a Young Lady from Poole,
Whose Soup was excessively cool;
So she put it to boil
By the aid of some oil,
That ingenious Young Lady of Poole.[3]
Nonsens rijmen van C. Buddingh’
De Gringergoreaan
De gringergoreaan ontstaat
Als men een traptree overslaat
Uit zeven delen traptreezucht
En evenveel gewone lucht.
Hij klemt zich aan uw broekspijp vast,
Doch voelt zichzelf als overlast,
Zodat hij ijlings sublimeert
En dan dus niet meer existeert.
De Vogel Kraps
Kent ge de vogel Krips O’ Kraps?
Dat is de vrouw van Jörgen Happs.
Wie Jörgen Happs is weet men niet,
Dat is juist wat haar zo verdriet.
Zij vraagt zich vaak: Ben ‘k wel getrouwd?
Ik heb hem immers nooit aanschouwd?
Maar elkeen zegt: De vogel Kraps?
O, da’s de vrouw van Jörgen Happs.
Slechts wie die Happs is weet men niet,
En dat is, wat haar zo verdriet.
De Bozebozzel
De bozebozzel lijkt wat op
Een jenk, maar heeft een klein’re kop.
Zijn poten staan steeds twee aan twee
Als eenmaal bij het stekelree.
Hij hinnikt als een maliepaard,
En als het sneeuwt heeft hij een staart.
Wanneer die staart zijn kop zou zijn,
Was hij precies een spieringzwijn.
En als hij zeven staarten had,
Een kolossale kolbakrat.
Nu lijkt hij nog het meeste op
Een jenk, maar met een klein’re kop.
De Blauwbilgorgel
Ik ben een blauwbilgorgel,
Mijn vader was een porgel,
Mijn moeder was een porulan,
Daar komen vreemde kind’ren van.
Raban! Raban! Raban![4]
Bronnen
[1] Essays in Zen Buddhism - D.T. Suzuki
[2] Zen Flesh, Zen Bones - Paul Reps
[3] Complete Nonsense - Edward LEar
[4] Alle Gorgelrijmen - C. Buddingh’
Ben jij magisch?
Waardevolle lezer, vindt je deze verhalen leuk en heb je feedback of ideeën voor toekomstige verhalen, of lijkt het je leuk om zelf een magisch verhaal via deze website te publiceren, laat dan hieronder een reactie achter of neem contact met ons op via het contactformulier.