De Zeven Koninkrijken (10)

 

Het Zesde Koninkrijk - Deel II

Leestijd: 10 minuten

Illustratie: Activedia

Terwijl hij de gang dieper verkende, veranderde de paarse waas in een roze gloed die afwisselend in intensiteit toe- en afnam, naarmate hij verder inwaarts liep. Een zwak, ritmisch kloppen leek de vloer te bewegen, alsof hij zich door een lunapark bewoog, en een aanzwellend en wegstervend gepiep was in de verte vaag te horen.

“Hé, jij daar, aan de kant! Doorgaand verkeer!”

Met grote snelheid kwam een ​​figuur met een gifgroene teint van achteren op Andy afstormen. Zijn gezichtsuitdrukking verraadde een mengeling van opwinding en angst en Andy moest zich tegen de muur werpen om niet vertrapt te worden door twee als verplegers geklede figuren die duidelijk de groene probeerden te vangen.

Vastgeplakt tegen de muur als de Vitruviusman deed hem beseffen dat het kloppen niet slechts beperkt bleef tot de vloer, maar dat de gehele gang in hetzelfde amper merkbare ritme bewoog. Voordat hij echter tijd had om over deze schokkende onthulling na te denken, passeerde een andere groep figuren zonder enige aandacht aan hem te besteden. Sommigen waren gekleed in rode pakken en droegen rugzakken gevuld met schijnbaar transparante bollen, terwijl ze gevolgd werden door een horde beige dwergen met allerlei gereedschap. Blijkbaar hadden ze het prima naar hun zin, afgaande op de afwisseling van gegrinnik, gegiechel, gelach, het elkaar omhelzen en elkaar op de rug slaan. Het leek er echter op dat de baarden van de dwergen zichtbaar groeiden terwijl ze voorbij liepen en Andy schrok toen hij zag dat een van de dwergen over zijn eigen baard struikelde zonder daarna weer op te staan, wat noch het tempo, noch de stemming van de groep veranderde. Ze liepen vrolijk verder zonder hun gevallen kameraad.

Eenmaal uit zicht maakte Andy zich langzaam los van de muur om de gevallen dwerg te controleren. Hij was inderdaad dood en de staat van ontbinding ontwikkelde zo snel dat Andy zich terug tegen de kloppende muur duwde. De dwerg loste voor zijn ogen op en al snel was er niets meer over dan een bundeltje kleren, een houweel en een hoopje stof. Kort daarna kwamen er een paar andere dwergen aan, ruimden de resten op en vervolgden hun vrolijke weg. Ook hun baarden groeiden zichtbaar.

Andy hield zijn adem vast, die bij de aanblik van het oplossende gezicht van de dwerg had geprobeerd weg te rennen, waarna zijn aandacht werd getrokken door zijn eigen armen. Want daar zag hij een opvallende gelijkenis met de bedekking van de gang, die een soort transparante wand leek waarin, en waarachter, allerlei bewegingen en een vaag ritmisch geklop konden worden waargenomen.

“Zit jij in het, of zit het in jou?”

De stem deed hem opschrikken uit zijn overpeinzingen over de betekenis van zijn waarnemingen, terwijl hij om zich heen keek om te ontdekken waar het geluid vandaan kwam.

“Ah, een uitstekende vraag,” hervatte de stem. “Waar komt geluid eigenlijk vandaan?”

Omdat hij niet kon bepalen waar de stem vandaan kwam, of van wie die was, gluurde Andy argwanend om zich heen en maakte zich onbewust klein terwijl de stem door babbelde.

“Wat, dat spreekt voor zich, een heel andere vraag is dan: waar komt geluid eigenlijk vandaan?”

Ervan overtuigd dat hij nu helemaal aan het doordraaien was doordat meerdere mensen en stemmen tegelijkertijd besloten hadden zich in zijn hoofd te vestigen, ging Andy op zijn knieën zitten, gooide zijn armen in een dramatisch gebaar omhoog en riep luid:

“Van mij! Wij! Van ONS! Ik – nee – WIJ – maken alle geluiden! HA HA HA! En nu springen we allemaal van de BOOT, want nu moeten we allemaal DOOD!”

Hij stond op, draaide zich om naar de kant van waaruit hij de berggang was binnengekomen en begon te rennen.

“Als je een specifieke locatie als uitgangspunt neemt voor het ontstaan ​​van geluid, dan is je antwoord volkomen correct. Omdat er echter voortdurend verschillende geluiden op verschillende locaties worden geproduceerd, moet je de vraag steeds opnieuw stellen. Geen twee geluiden zijn immers gelijk en ze komen ook nooit van exact dezelfde locatie. Hoeveel levens iemand ook heeft, zo'n taak gaat de grenzen van elk wezen, mens of anderszins, te boven. Er is echter één plek waar elk geluid altijd vandaan komt en waar het onvermijdelijk weer in oplost. Als je De Dalí ooit wilt ontmoeten, kun je beter stoppen met rennen en een vraag bedenken.”

Andy verstijfde midden in zijn stap alsof hij werd verrast door as en lava van de Vesuvius in een vergeefse poging Pompeï te ontvluchten, terwijl waanzin en nieuwsgierigheid om zijn aandacht vochten.

“Hoe hard je ook probeert te geloven dat je gek bent, je klampt je nog steeds krampachtig vast aan jezelf en zo houd je de illusie in stand dat je gezond van geest bent. Het enige verschil tussen jou en mij is dat jij denkt dat je gezond van geest bent, terwijl ik weet dat ik gek ben.”

DAT echter klonk wel degelijk als iets wat Dalí gezegd zou kunnen hebben. Andy draaide zich bijna onmerkbaar om, als een kat, terwijl zijn in waanzin gedrenkte nieuwsgierigheid met de seconde toenam.

“Hoe weet ik zeker dat je echt Dalí bent?” vroeg hij met een lichte trilling in zijn stem.

“Ah, prachtig, je hebt zowaar een vraag bedacht. Niet erg origineel, dat dan weer niet, maar toch – een vraag! We moeten echter werken aan je gevoel voor weelde, wat een van de oorzaken is voor het succes van mijn surrealisme. Want hoe destructief het ook mag zijn, het vernietigt alleen wat het beschouwt als sluiers die ons zicht beperken, net zoals gezond verstand en goede smaak de kracht bezitten om elke creatieve uiting te steriliseren en te verhinderen. Nu is het tijd dat je op pad gaat. En terwijl je loopt, overweeg dan hoe geluid eruit ziet.”

Behalve de aanzwellende en wegstervende piepende geluiden en het ritmische kloppen van de gang, was er niets waarneembaar. Ondanks een langzame start accelereerde Andy al snel dieper de berg in. Hoe sneller hij rende, hoe intenser het kloppen werd totdat hij moest stoppen om zijn evenwicht te bewaren. Plotseling voelde het alsof hij op een schip in een storm op zee zat.

“Dalí?!” riep Andy uit.

“Zie je het geluid, beste jongen?”

“Waar heb je het over? Ik kots mijn darmen er bijna uit!”

“Hahahahaha! Oh, wat zijn we allemaal dorstig naar concrete beelden. Waanzinnige dwazen!”

Plotseling hield het kloppen op, het piepen verstomde en terwijl alles verdween – met name de gang en de vloer – stortte Andy in een afgrond van concrete leegte, waar de stilte oorverdovend was, de duisternis verblindend, en het onbekende... geruststellend? Want al snel nam de valsnelheid af tot een punt waarop hij zweefde. Hij voelde dat hij niet ademde, maar ook was hij niet niet aan het ademen en het vreemde gevoel dood te zijn zonder te sterven deed nogal aangename tintelingen langs zijn ruggengraat kruipen.

‘Hoe geluid eruit ziet,’ dacht hij bij zichzelf. ‘Waar komt het geluid vandaan waar het ook weer in oplost? En wat was dat laatste wat hij zei? Dorstig naar, o ja, concrete beelden. Concreet, definitief, specifiek, in steen gebeiteld, onveranderlijk. Onveranderlijk?’ Dat laatste woord verving de aangename tintelingen door een koude, onaangename rilling die zijn hele lichaam bedekte, waarna hij naar zijn armen keek – de mollige armen, handen en vingers van een baby.

“Wat…da’s niet normaal!”

“Dat is niet mijn band.”

Op minder dan een meter afstand van Andy keek het zwevende hoofd van Jim Morrison hem teder aan. Wat echter opviel, was de afwezigheid van enige verrassende sensatie in Andy’s hele organisme – zelfs geen spoor van een begin van de tik met zijn vingers.

“People are strange, when you’re a stranger, and faces look ugly, when you’re alone. Maar je bent niet alleen, kleintje, want dat is onmogelijk. Weet je wel wie je bent?”

“Nou, jij lijkt op Jim Morrison, of in ieder geval op zijn hoofd, en je klinkt als Jim Morrison. En als je dat bent, heb je zeker niet in een band met Bennie Jolink gespeeld, maar je was wel net zo’n belhamel, hahaha. Wat mijzelf betreft...” Hij zweeg even toen er een vreemde blik op zijn gezicht verscheen. “Deze woorden, ik, mij, mijn... klinken... hoe geluid eruit ziet ... een schip... drijvend... ik weet het niet...”

“Er zijn bekende en onbekende dingen en daartussenin bevinden zich the doors.”

“Ha-ha, heel grappig.”

“Kijk, je kent je naam, of in ieder geval denk je dat je die kent. De belangrijkste vorm van vrijheid is om te zijn wie je werkelijk bent, maar je ruilt je realiteit in voor een rol. Je geeft je vermogen om te voelen op en in ruil daarvoor zet je een masker op, namelijk je naam. Daarmee ga je door de eerste deur. Maar wanneer een object vervolgens wordt afgesneden van zijn naam, gewoonten en associaties, dat wil zeggen: losgemaakt; dan is het alleen nog maar het ding op zich. Wanneer deze desintegratie tot puur bestaan ​​eindelijk is bereikt, is het object vrij om te zijn wat het is. Dat is door de tweede deur gaan en bij het omdraaien zien dat er nooit een deur is geweest.”

In de gloed van Morrisons hoofd zag Andy zijn ledematen groeien tot pubertijd.

“Hoe kan het dat ik niet bang ben?”

“Wie is er om bang voor te zijn?”

Andy keek om zich heen en zag niets anders dan het goedaardige, zwevende hoofd, dat niet op een antwoord wachtte.

“Je bevindt je in het visuele equivalent van het ontstaan ​​van geluid, zonder welke beeld en geluid zoals jij dat kent niet zouden kunnen bestaan. Dus, wat zie je om je heen behalve deze zwevende verschijning?”

“Duisternis.”

“En wat hoor je als onze spraak afwezig is?”

“Stilte.”

Nauwelijks was Morrisons hoofd verdwenen, of de angst voor een volledige overgave aan de leegte manifesteerde zich in misselijkmakende rillingen, verlammende kloppingen en oncontroleerbare trillingen die de controle over zijn nu snel opzwellende lichaam overnamen. Toen, uit de diepten van de stilte, kwam Morrisons stem terug.

“Stel je bloot en geef jezelf over aan je diepste angst; daarna heeft angst geen macht meer en de angst voor vrijheid krimpt en verdwijnt. Je bent vrij.”

Zijn lichaam begon opgeblazen aan te voelen en de elasticiteit van zijn huid werd maximaal opgerekt. De angst voor de vernietiging van wat Andy dacht dat hij was kwam uit de diepste krochten van zijn wezen naar boven, toen plotseling de regels ‘People are strange, when you’re a stranger’ in zijn geest opkwamen, vergezeld door het idee dat het woord ‘stranger’, of ‘vreemdeling,’ alleen betekenis kan hebben wanneer er een soort van scheiding plaatsvindt.

Hoe ontstaat scheiding? Waar vind die plaats? Het beeld van een amoebe die zich in tweeën splitst verscheen in zijn geest en Andy vroeg zich af of de twee nieuw gevormde amoeben elkaar nu als vreemdeling zagen. Zo ja, zou dat dan niet vreemd zijn? Als Siamese tweelingen worden gescheiden, beschouwen ze elkaar dan ook als vreemdeling? Als we door de eerste deur gaan en worden afgesneden, hoe komen we dan terug?

“Nee! Serieus?” riep hij plots uit.

Het was op dat moment van verrassende en totaal overrompelende realisatie dat Andy vrijwillig, en volledig, zijn geconstrueerde zelf overgaf. Zijn lichaam explodeerde in een lichtflits waaruit alle sterrenstelsels, sterren en planeten van de kosmos tevoorschijn kwamen. Hij werd de sonische knal waarvan de naweeën voortbestaan in de geluiden die we dagelijks horen. Hij werd mineralen die water genereerden; water dat hout genereerde; hout dat vuur genereerde; vuur dat aarde genereerde; en aarde wat mineralen genereerde. Hij werd de steeds veranderende vormen van water: van vloeibaar naar gas, naar vast, naar vloeibaar. Hij werd zowel de scheppende als de vernietigende krachten en hun evenwicht als de instandhoudende factoren van het leven. Hij werd de Melkweg en de eendagsvlieg, het vogelbekdier en de berg, de piramides en de bliksem. In wezen werd hij jij en ik.

Het enige wat hij kon doen, was lachen.

               ---

Bovenop een bergkam, bedekt met sneeuw, zat de oude man met gekruiste benen tegenover hem in zijn tulband en mawashi. Een sneeuwstorm raasde over de omliggende bergtoppen en de elementen leken vastbesloten om met hun verwoestende spelletjes enorme chaos te veroorzaken. Kou noch wind leek de twee echter te deren en ze zaten er sereen bij alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ze deze verwoestende sneeuwstorm niet alleen trotseerden, maar hem ook konden ervaren als een verfrissende lentebries.

“Welkom in Ajna. Nu ben je,” sprak de kluizenaar.

“Ja,” antwoordde Andy, “het waren golven.”

“Ja,” glimlachte de kluizenaar.

“Volle manen die in nieuwe manen veranderen, zomers die in winters veranderen, uitwerpselen die in voedsel veranderen, zeebodems die in bergtoppen veranderen, leven wat in dood veranderd, in eindeloze cycli, en de een kan niet zonder de ander bestaan.”

“Zo is het maar net.”

Andy staarde even om zich heen in de sneeuwchaos.

“Heb je een naam?”

“Dezelfde als die van jou,” antwoordde de kluizenaar. “Maar aangezien je nog maar net aan je reis bent begonnen, kun je me τρίτο μάτι noemen.”

“Net begonnen? Wat bedoel je daarmee?”

“Je denkt nog steeds in namen en woorden.”


De Zeven Koninkrijken - 9
 
De Zeven Koninkrijken - 11 (nog niet gepubliceerd)

Ben jij magisch?

Waardevolle lezer, vindt je deze verhalen leuk en heb je feedback of ideeën voor toekomstige verhalen, of lijkt het je leuk om zelf een magisch verhaal via deze website te publiceren, laat dan hieronder een reactie achter of neem contact met ons op via het contactformulier.